1. God ontmoette Bileam en die zei tegen Hem: Zeven altaren heb ik opgesteld en ik heb op elk altaar een jonge stier en een ram geofferd.
  2. Toen legde de HEERE het woord in de mond van Bileam, en zei: Keer terug naar Balak, en aldus moet u spreken.
  3. En hij keerde naar hem terug en zie, hij stond bij zijn brandoffer, hij en al de vorsten van Moab.
  1. Bileam zei tegen Balak: Bouw hier voor mij zeven altaren en bereid hier voor mij zeven jonge stieren en zeven rammen.
  2. Balak deed zoals Bileam gesproken had, en Balak en Bileam offerden een jonge stier en een ram, op elk altaar.
  3. Toen zei Bileam tegen Balak: Ga bij uw brandoffer staan. Ik zal weggaan, misschien zal de HEERE mij tegemoetkomen, en wat Hij mij tonen zal, zal ik u bekendmaken. Toen ging hij naar een kale hoogte.
Door de copyrights van de Herziene Statenvertaling kunnen we u hier slechts enkele verzen laten zien. U kunt de verzen van de Herziene Statenvertaling wel toevoegen aan uw liturgie.