1. hij die de woorden van God hoort, spreekt;die het visioen van de Almachtige ziet,terwijl hij neervalt met ontsloten ogen.
  2. Hoe goed zijn uw tenten, Jakob!uw woningen, Israël!
  3. Als beekdalen strekken ze zich uit,als tuinen aan een rivier;de HEERE plantte ze als aloë's,als ceders aan het water.
  1. Toen Bileam zag dat het in de ogen van de HEERE goed was dat hij Israël zegende, ging hij niet, zoals de andere keren, over op bezweringen, maar richtte hij zijn gezicht naar de woestijn.
  2. Toen Bileam zijn ogen opsloeg en Israël zag, gelegerd volgens zijn stammen, kwam de Geest van God over hem.
  3. Hij hief zijn spreuk aan en zei:Bileam, de zoon van Beor, spreekt,de man van wie de ogen geopend zijn, spreekt,
Door de copyrights van de Herziene Statenvertaling kunnen we u hier slechts enkele verzen laten zien. U kunt de verzen van de Herziene Statenvertaling wel toevoegen aan uw liturgie.