1. Op die dag zal men een spreuk over u aanheffen, klaaglijk klagend met een rouwklacht, en zeggen:Wij zijn geheel verwoest,Hij doet het deel van mijn volk van eigenaar veranderen.Hoe neemt Hij het van mij weg,Hij deelt onze akkers uit aan afvalligen!
  2. Daarom zult u niemand hebbendie volgens het lot het meetsnoer uitwerptin de gemeente van de HEERE.
  3. Ze profeteren: Profeteer niet!Ze moeten er niet over profeteren!Er komt geen einde aan al die smaad.
  1. Wee hun die onrecht uitdenken,kwaad uitwerken op hun slaapplaats,en het bij het licht van de morgenstond uitvoeren,omdat zij daartoe bij machte zijn.
  2. Zij begeren akkers en roven die,en huizen, en nemen die af.Zo onderdrukken zij de man en zijn huis,de mens en zijn erfelijk bezit.
  3. Daarom, zo zegt de HEERE,zie, Ik bedenk kwaad over dit geslachtwaar u uw nekken niet uit weg kunt nemenen waardoor u niet rechtop verder kunt gaan,want het zal een kwade tijd zijn.
Door de copyrights van de Herziene Statenvertaling kunnen we u hier slechts enkele verzen laten zien. U kunt de verzen van de Herziene Statenvertaling wel toevoegen aan uw liturgie.