1. Hij was namelijk dikwijls met boeien en ketenen gebonden geweest, maar de ketenen waren door hem in stukken getrokken en de boeien verbrijzeld, en niemand was in staat hem in bedwang te houden.
  2. En hij was altijd, nacht en dag, op de bergen en in de grafspelonken en hij schreeuwde en sloeg zichzelf met stenen.
  3. Toen hij nu Jezus uit de verte zag, snelde hij naar Hem toe en aanbad Hem,
  1. En zij kwamen aan de overkant van de zee, in het land van de Gadarenen.
  2. En toen Hij uit het schip gegaan was, kwam Hem meteen uit de grafspelonken iemand met een onreine geest tegemoet.
  3. Hij hield in de grafspelonken verblijf, en niemand kon hem binden, zelfs niet met ketenen.
Door de copyrights van de Herziene Statenvertaling kunnen we u hier slechts enkele verzen laten zien. U kunt de verzen van de Herziene Statenvertaling wel toevoegen aan uw liturgie.