1. En Jezus zei tegen hen: Een profeet is niet ongeƫerd, behalve in zijn vaderstad en bij zijn familie en in zijn huis.
  2. En Hij kon daar geen kracht doen, maar Hij legde slechts enkele zieken de handen op en genas hen.
  3. En Hij verwonderde Zich over hun ongeloof. En Hij trok de dorpen in de omgeving rond en gaf er onderwijs.
  1. En Hij ging vandaar weg en kwam in Zijn vaderstad en Zijn discipelen volgden Hem.
  2. En toen het sabbat geworden was, begon Hij in de synagoge te onderwijzen; en velen die luisterden, stonden er versteld van en zeiden: Waar heeft Deze die dingen vandaan en wat is dit voor wijsheid die Hem gegeven is, dat ook zulke krachten door Zijn handen gebeuren?
  3. Is Dit niet de timmerman, de Zoon van Maria en de Broer van Jakobus en Joses en van Judas en Simon? En zijn Zijn zusters niet hier bij ons? En zij namen aanstoot aan Hem.
Door de copyrights van de Herziene Statenvertaling kunnen we u hier slechts enkele verzen laten zien. U kunt de verzen van de Herziene Statenvertaling wel toevoegen aan uw liturgie.