1. Maar deze dieren mag u niet eten, van die die alleen herkauwen of alleen gespleten hoeven hebben: de kameel, want die herkauwt wel, maar heeft geen gespleten hoeven; die is voor u onrein;
  2. de klipdas, want die herkauwt wel, maar heeft geen gespleten hoeven; die is voor u onrein;
  3. de haas, want die herkauwt wel, maar heeft geen gespleten hoeven; die is voor u onrein;
  1. De HEERE sprak tot Mozes en tot Aäron en zei tegen hen:
  2. Spreek tot de Israëlieten: Dit zijn de dieren die u eten mag van alle dieren die op de aarde zijn.
  3. Alle dieren met gespleten hoeven, waarvan de hoef in tweeën gespleten is en die bovendien bij de dieren horen die herkauwen, die mag u eten.
Door de copyrights van de Herziene Statenvertaling kunnen we u hier slechts enkele verzen laten zien. U kunt de verzen van de Herziene Statenvertaling wel toevoegen aan uw liturgie.