1. Zult u dan niet van nu af aan tot Mij roepen: Mijn Vader,U bent de Leidsman van mijn jeugd?
  2. – Zou Hij soms voor eeuwig Zijn toorn handhavenof die voor altijd vasthouden? –Zie, zo spreekt u, maar u doetalles wat slecht is, en speelt het klaar!
  3. In de dagen van koning Josia zei de HEERE tegen mij: Hebt u gezien wat het afvallige Israël gedaan heeft? Zij ging elke hoge berg op en onder elke bladerrijke boom, en bedreef daar hoererij.
  1. Men zegt:Als een man zijn vrouw wegstuurt,zij bij hem weggaaten de vrouw van een andere man wordt,mag hij nog naar haar terugkeren?Zou dat landniet ten zeerste ontheiligd worden?U echter, u hebt hoererij bedreven met veel vrienden,en dan naar Mij terugkeren? – spreekt de HEERE.
  2. Sla uw ogen op naar de kale hoogten, en zie,waar bent u niet beslapen?U bent voor hen langs de wegen gaan zitten,als een Arabier in de woestijn.Zo hebt u het land ontheiligdmet uw hoererijen en uw kwaad.
  3. Daarom werden de regendruppels ingehoudenen is er geen late regen geweest.U hebt het voorhoofd van een hoer,u weigert daarvoor beschaamd te zijn.
Door de copyrights van de Herziene Statenvertaling kunnen we u hier slechts enkele verzen laten zien. U kunt de verzen van de Herziene Statenvertaling wel toevoegen aan uw liturgie.