1. Hoor dit, u, die de armen vertrapt, en erop uit bent om de zachtmoedigen van het land weg te doen,
  2. door te zeggen: Wanneer is de nieuwemaansdag voorbij, zodat wij graan kunnen verkopen? En de sabbat, zodat wij de korenschuren kunnen openen? U maakt de efa kleiner, de sikkel groter, en u bedriegt met valse weegschalen.
  3. U koopt de geringen voor geld, en de armen voor een paar schoenen. En u zegt: Wij verkopen het kaf van het koren.
  1. Dit heeft de Heere HEERE mij laten zien, en zie: een korf met zomervruchten.
  2. Toen zei Hij: Wat ziet u, Amos? Ik zei: Een korf met zomervruchten. Daarop zei de HEERE tegen mij:Het einde is gekomen voor Mijn volk Israël:Ik zal het niet langer voorbijgaan.
  3. De tempelliederen zullen klagend klinkenop die dag, spreekt de Heere HEERE.Talrijk zullen de dode lichamen zijn.Op elke plaatswerpt men ze zwijgend weg.
Door de copyrights van de Herziene Statenvertaling kunnen we u hier slechts enkele verzen laten zien. U kunt de verzen van de Herziene Statenvertaling wel toevoegen aan uw liturgie.