1. Daarop deden de Israëlieten de Baäls en de Astartes weg, en zij dienden de HEERE alleen.
  2. Verder zei Samuel: Roep heel Israël in Mizpa bijeen, dan zal ik voor u tot de HEERE bidden.
  3. Zij kwamen in Mizpa bijeen, schepten water en goten het uit voor het aangezicht van de HEERE. Zij vastten op die dag en zeiden daar: Wij hebben tegen de HEERE gezondigd. Zo gaf Samuel leiding aan de Israëlieten in Mizpa.
  1. Toen kwamen de mannen van Kirjath-Jearim, haalden de ark van de HEERE en brachten die in het huis van Abinadab, op de heuvel; en zij heiligden zijn zoon Eleazar om voor de ark van de HEERE zorg te dragen.
  2. En het gebeurde vanaf de dag dat de ark in Kirjath-Jearim bleef, dat er veel dagen verliepen – het werden twintig jaren – en het hele huis van Israël wendde zich klagend tot de HEERE.
  3. Toen sprak Samuel tot het hele huis van Israël: Als u zich met uw hele hart tot de HEERE bekeert, doe dan de vreemde goden uit uw midden weg, ook de Astartes, richt uw hart op de HEERE en dien Hem alleen. Dan zal Hij u uit de hand van de Filistijnen redden.
Door de copyrights van de Herziene Statenvertaling kunnen we u hier slechts enkele verzen laten zien. U kunt de verzen van de Herziene Statenvertaling wel toevoegen aan uw liturgie.