1. Toen zeiden zij: Wat voor schuldoffer zullen wij Hem doen toekomen? Zij zeiden: Vijf gouden gezwellen en vijf gouden muizen, overeenkomstig het aantal stadsvorsten van de Filistijnen, want een en dezelfde plaag treft u allen en uw stadsvorsten.
  2. Maak beeldjes van uw gezwellen en beeldjes van uw muizen die het land te gronde richten, en geef eer aan de God van Israël. Misschien zal Hij de druk van Zijn hand op u, op uw goden en op uw land verlichten.
  3. Waarom zou u uw hart onvermurwbaar maken, zoals de Egyptenaren en de farao hun hart onvermurwbaar maakten? Lieten zij hen niet wegtrekken, toen Hij Zijn macht aan hen bewees, zodat zij konden gaan?
  1. Toen de ark van de HEERE zeven maanden in het land van de Filistijnen geweest was,
  2. riepen de Filistijnen de priesters en de waarzeggers, en zij vroegen: Wat zullen wij met de ark van de HEERE doen? Laat ons weten waarmee wij hem naar zijn eigen plaats moeten terugsturen.
  3. Zij zeiden: Wanneer u de ark van de God van Israël terugstuurt, stuur hem dan niet leeg terug, maar doe Hem beslist een schuldoffer toekomen; dan zult u genezen worden en zal u bekend zijn waarom Zijn hand niet van u wijkt.
Door de copyrights van de Herziene Statenvertaling kunnen we u hier slechts enkele verzen laten zien. U kunt de verzen van de Herziene Statenvertaling wel toevoegen aan uw liturgie.