1. Toen kwamen alle oudsten van Israël bijeen, en zij kwamen bij Samuel in Rama.
  2. Zij zeiden tegen hem: Zie, u bent oud geworden en uw zonen gaan niet in uw wegen. Stel daarom een koning over ons aan om ons leiding te geven, zoals alle volken.
  3. Toen zij zeiden: Geef ons een koning om ons leiding te geven, was dit woord kwalijk in de ogen van Samuel. En Samuel bad tot de HEERE.
  1. Het gebeurde nu, toen Samuel oud geworden was, dat hij zijn zonen tot richters over Israël aanstelde.
  2. De naam van zijn eerstgeboren zoon was Joël en de naam van zijn tweede was Abia; zij waren richters in Berseba.
  3. Maar zijn zonen gingen niet in zijn wegen; zij waren uit op winstbejag, namen geschenken aan en bogen het recht.
Door de copyrights van de Herziene Statenvertaling kunnen we u hier slechts enkele verzen laten zien. U kunt de verzen van de Herziene Statenvertaling wel toevoegen aan uw liturgie.