1. Zo zegt de HEERE, mijn God: Weid die slachtschapen.
  2. Hun kopers doden hen maar voelen zich niet schuldig; hun verkopers zeggen: Geloofd zij de HEERE, dat ik rijk geworden ben; en hun herders sparen hen niet.
  3. Voorzeker, Ik zal de bewoners van het land niet meer sparen, spreekt de HEERE. Zie, Ik lever de mensen over, ieder in de hand van zijn naaste en in de hand van zijn koning. Zij zullen dit land te gronde richten en Ik zal hen uit hun hand niet redden.
  1. Open uw deuren, Libanon,opdat vuur uw ceders verteert.
  2. Weeklaag, cipressen, omdat de ceders gevallen zijn,omdat die machtige bomen verwoest zijn.Weeklaag, eiken van Basan,omdat het ondoordringbare woud is neergevallen.
  3. Hoor het gejammer van de herders,omdat hun pracht verwoest is.Hoor het gebrul van de jonge leeuwen,omdat de glorie van de Jordaan verwoest is.
Door de copyrights van de Herziene Statenvertaling kunnen we u hier slechts enkele verzen laten zien. U kunt de verzen van de Herziene Statenvertaling wel toevoegen aan uw liturgie.