1. Daarop antwoordde de Levitische man, de man van de vrouw die gedood was, en zei: Ik kwam met mijn bijvrouw in Gibea, dat tot Benjamin behoort, om er te overnachten.
  2. Maar de burgers van Gibea stonden tegen mij op. Zij omsingelden 's nachts het huis omwille van mij. Zij dachten mij te doden en hebben mijn bijvrouw zo verkracht dat zij gestorven is.
  3. Toen greep ik mijn bijvrouw en deelde haar in stukken en stuurde haar heel het land door dat erfelijk bezit is van Israël, omdat zij een schandelijke daad en een dwaasheid in Israël hadden verricht.
  1. Toen trokken alle Israëlieten uit en de gemeenschap verzamelde zich als één man, vanaf Dan tot Berseba, ook het land van Gilead, bij de HEERE in Mizpa.
  2. En de leiders van heel het volk, van al de stammen van Israël, stelden zich op aan het hoofd van het verzamelde volk van God: vierhonderdduizend man voetvolk dat het zwaard kon hanteren.
  3. De Benjaminieten hoorden dat de Israëlieten opgetrokken waren naar Mizpa. En de Israëlieten zeiden: Spreek, hoe is dit kwaad gebeurd?
Door de copyrights van de Herziene Statenvertaling kunnen we u hier slechts enkele verzen laten zien. U kunt de verzen van de Herziene Statenvertaling wel toevoegen aan uw liturgie.