1. Welzalig zijn zij die in Uw huis wonen,zij loven U voortdurend. Sela
  2. Welzalig de mens van wie de kracht in U is– in hun hart zijn de gebaande wegen.
  3. Gaan zij door het dal van de moerbeibomen,dan maken zij God tot hun bron;ook zal de regen hen overvloedig bedekken.
  1. Hoe lieflijk zijn Uw woningen,HEERE van de legermachten.
  2. Mijn ziel verlangt, ja, bezwijkt zelfs van verlangennaar de voorhoven van de HEERE;mijn hart en mijn lichaamroepen het uit tot de levende God.
  3. Zelfs vindt de mus een huisen de zwaluw haar nest,waarin zij haar jongen legt:bij Uw altaren,HEERE van de legermachten,mijn Koning en mijn God.
Door de copyrights van de Herziene Statenvertaling kunnen we u hier slechts enkele verzen laten zien. U kunt de verzen van de Herziene Statenvertaling wel toevoegen aan uw liturgie.