1. Geef hun loon naar wat zij doenen naar hun slechte daden,geef hun naar het werk van hun handen,vergeld hun naar wat zij verdienen.
  2. Want zij letten nietop de daden van de HEERE,en op het werk van Zijn handen;daarom zal Hij hen afbreken en niet opbouwen.
  3. Geloofd zij de HEERE,want Hij heeft mijn luide smeekbeden gehoord.
  1. Tot U roep ik, HEERE, mijn rots.Houd U niet doof voor mij!Want houdt U Zich stil voor mij,dan ben ik aan hen gelijk die in de kuil neerdalen.
  2. Hoor mijn luide smeekbeden,wanneer ik tot U roep,wanneer ik mijn handen ophefnaar Uw binnenste heiligdom.
  3. Ruk mij niet weg met de goddelozenen met allen die onrecht bedrijven,die van vrede spreken met hun naaste,terwijl er kwaad is in hun hart.
Door de copyrights van de Herziene Statenvertaling kunnen we u hier slechts enkele verzen laten zien. U kunt de verzen van de Herziene Statenvertaling wel toevoegen aan uw liturgie.