1. Eén ding heb ik van de HEERE verlangd,dát zal ik zoeken:dat ik wonen mag in het huis van de HEERE,al de dagen van mijn leven,om de lieflijkheid van de HEERE te aanschouwenen te onderzoeken in Zijn tempel.
  2. Want Hij doet mij schuilen in Zijn hutop de dag van het onheil.Hij verbergt mij in het verborgene van Zijn tent,Hij plaatst mij hoog op een rots.
  3. Nu heft mijn hoofd zich omhoogboven mijn vijanden, die mij omringen.Ik zal in Zijn tent offers brengen onder geschal van trompetten;ik zal zingen, ja, ik zal psalmen zingen voor de HEERE.
  1. De HEERE is mijn licht en mijn heil,voor wie zou ik vrezen?De HEERE is mijn levenskracht,voor wie zou ik angst hebben?
  2. Toen kwaaddoeners op mij afkwamen,om mij levend te verslinden– mijn tegenstanders en mijn vijanden –struikelden zij zelf en vielen.
  3. Al belegerde mij een leger,mijn hart zou niet vrezen;al brak er een oorlog tegen mij uit,toch vertrouw ik hierop.
Door de copyrights van de Herziene Statenvertaling kunnen we u hier slechts enkele verzen laten zien. U kunt de verzen van de Herziene Statenvertaling wel toevoegen aan uw liturgie.