1. Meteen zei de HEERE tegen Mozes, en tegen Aäron, en tegen Mirjam: U met zijn drieën, vertrek naar de tent van ontmoeting. En zij vertrokken met z'n drieën daarnaartoe.
  2. Toen daalde de HEERE neer in de wolkkolom en ging bij de ingang van de tent staan. Hij riep Aäron en Mirjam, en zij kwamen beiden naar voren.
  3. Hij zei:Luister toch naar Mijn woorden!Als iemand onder u een profeet is,maak Ik, de HEERE, Mij door een visioen aan hem bekend,spreek Ik met hem door een droom.
  1. Mirjam, en ook Aäron, spraken over Mozes vanwege de Cusjitische vrouw die hij genomen had, want hij had een Cusjitische vrouw genomen.
  2. Zij zeiden: Heeft de HEERE alleen maar door Mozes gesproken? Heeft Hij ook niet door ons gesproken? En de HEERE hoorde het.
  3. Maar de man Mozes was zeer zachtmoedig, meer dan alle mensen die op de aardbodem waren.
Door de copyrights van de Herziene Statenvertaling kunnen we u hier slechts enkele verzen laten zien. U kunt de verzen van de Herziene Statenvertaling wel toevoegen aan uw liturgie.