1. Want die allen hebben van hun overvloed daarin geworpen als offergave aan God, maar zij heeft van haar armoede alles wat ze voor haar levensonderhoud had, daarin geworpen.
  2. En toen sommigen over de tempel zeiden dat hij met prachtige stenen en aan God gewijde geschenken versierd was, zei Hij:
  3. Wat betreft deze dingen waarnaar u kijkt: Er zullen dagen komen waarin niet één steen op de andere steen gelaten zal worden die niet afgebroken zal worden.
  1. En toen Hij opkeek, zag Hij de rijken hun gaven in de schatkist werpen,
  2. en Hij zag ook een zekere arme weduwe twee kleine munten daarin werpen.
  3. En Hij zei: Werkelijk, Ik zeg u dat deze arme weduwe er meer dan allen in geworpen heeft.
Door de copyrights van de Herziene Statenvertaling kunnen we u hier slechts enkele verzen laten zien. U kunt de verzen van de Herziene Statenvertaling wel toevoegen aan uw liturgie.