1. Vervolgens het gebied van Og, de koning van Basan, die tot het overblijfsel van de Refaïeten behoorde en in Astharoth en Edreï woonde.
  2. Hij heerste over de berg Hermon, en over Salcha, en over heel Basan, tot aan het gebied van de Gesurieten en Maächatieten, en over de helft van Gilead, tot het gebied van Sihon, de koning van Hesbon.
  3. Mozes, de dienaar van de HEERE, en de Israëlieten versloegen hen, en Mozes, de dienaar van de HEERE, gaf dat land in bezit aan de Rubenieten, aan de Gadieten en aan de halve stam Manasse.
  1. Dit zijn de koningen van het land, die de Israëlieten verslagen hebben en van wie zij hun land in bezit genomen hebben, aan de overzijde van de Jordaan, waar de zon opkomt, vanaf de beek Arnon tot de berg Hermon, en de hele Vlakte in het oosten:
  2. Sihon, de koning van de Amorieten, die in Hesbon woonde. Hij heerste vanaf Aroër, dat aan de oever van de beek Arnon ligt, namelijk vanaf de middenloop van de beek, en over de helft van Gilead, tot aan de beek Jabbok, tot aan het gebied van de Ammonieten,
  3. en over de Vlakte tot aan de oostkant van de zee van Kinneroth, en tot aan de oostkant van de zee van de Vlakte, de Zoutzee, de weg naar Beth-Jesimoth, en zuidwaarts aan de voet van de hellingen van de Pisga.
Door de copyrights van de Herziene Statenvertaling kunnen we u hier slechts enkele verzen laten zien. U kunt de verzen van de Herziene Statenvertaling wel toevoegen aan uw liturgie.