1. Laat eenieder voor zijn naaste op zijn hoede zijn,en vertrouw op geen enkele broeder,want elke broeder doet niet anders dan bedriegen,en elke vriend gaat rond met lasterpraat.
  2. Eenieder bedriegt zijn naaste,zij spreken niet de waarheid.Zij leren hun tong leugens te spreken,zij vermoeien zich met onrecht doen.
  3. U woont te midden van bedrog,door bedrog weigeren zij Mij te kennen, spreekt de HEERE.
  1. Och, was mijn hoofd maar wateren mijn oog een bron van tranen,ik zou dag en nacht wenenover de gesneuvelden bij de dochter van mijn volk.
  2. Och, had ik in de woestijn maar een kamp voor reizigers!Ik zou mijn volk verlaten, ik zou bij hen weggaan,want zij zijn allen overspelers, een trouweloos gezelschap.
  3. Zij spannen hun tong als hun boog.Met leugen en niet met betrouwbaarheidzijn zij in het land sterk geworden,want zij gaan voort van slechtheid tot slechtheid,en Mij kennen ze niet, spreekt de HEERE.
Door de copyrights van de Herziene Statenvertaling kunnen we u hier slechts enkele verzen laten zien. U kunt de verzen van de Herziene Statenvertaling wel toevoegen aan uw liturgie.