1. Zij zullen voor de HEERE geen wijn plengenen hun offers zullen Hem niet aangenaam zijn.Ze zijn voor hen als brood voor rouwenden:ieder die dat eet, wordt onrein.Want hun brood dient voor henzelf,het mag niet in het huis van de HEERE komen.
  2. Wat zult u dan doen op een hoogtijdagen op een feestdag voor de HEERE?
  3. Want zie, vanwege de verwoesting gaan zij op weg;Egypte zal hen bijeenbrengen,Memphis zal hen begraven.Begeerte zal er zijn naar hun geld,netels zullen hen in erfbezit nemenen distels zullen in hun tenten zijn.
  1. Wees niet blij, Israël, tot jubelens toe, zoals de volken,want u hebt in hoererij uw God verlaten.U hebt hoerenloon liefop alle dorsvloeren voor koren.
  2. Dorsvloer en perskuip zullen hen niet voeden,de nieuwe wijn zal hun tegenvallen.
  3. Zij zullen niet blijven in het land van de HEERE:Efraïm keert terug naar Egypte,in Assyrië zullen zij eten wat onrein is.
Door de copyrights van de Herziene Statenvertaling kunnen we u hier slechts enkele verzen laten zien. U kunt de verzen van de Herziene Statenvertaling wel toevoegen aan uw liturgie.