1. Welnu, mijn leven van mijn jeugd af aan, zoals dat van het begin af aan onder mijn volk in Jeruzalem geweest is, is bij al de Joden bekend.
  2. Zij weten van mij vanuit het verleden – als zij het maar wilden getuigen! – dat ik geleefd heb volgens de meest nauwgezette richting binnen onze godsdienst, namelijk als Farizeeër.
  3. En nu sta ik hier en word geoordeeld over de hoop op de belofte die door God aan de vaderen gedaan is,
  1. En Agrippa zei tegen Paulus: Het is u toegestaan voor uzelf te spreken. Toen strekte Paulus de hand uit en verdedigde zich als volgt:
  2. Ik acht mijzelf gelukkig, koning Agrippa, dat ik mij heden tegenover u mag verdedigen tegen alles waarvan ik door de Joden beschuldigd word,
  3. vooral omdat ik weet dat u kennis hebt van alle gewoonten en geschilpunten die er onder de Joden zijn. Daarom vraag ik u geduldig naar mij te luisteren.
Door de copyrights van de Herziene Statenvertaling kunnen we u hier slechts enkele verzen laten zien. U kunt de verzen van de Herziene Statenvertaling wel toevoegen aan uw liturgie.