1. Ik zal u achterlaten op het land,u op het open veld werpen.Ik zal alle vogels in de lucht op u doen wonen.De dieren van de hele aarde zullen zich aan u verzadigen.
  2. Ik zal uw vlees op de bergen leggenen de dalen vullen met uw resten.
  3. Ik zal het land met uw wegstromende bloed drenken tot aan de bergen,en de waterstromen zullen door u worden gevuld.
  1. Het gebeurde in het twaalfde jaar, in de twaalfde maand, op de eerste van de maand, dat het woord van de HEERE tot mij kwam:
  2. Mensenkind, hef een klaaglied aan over de farao, de koning van Egypte, en zeg tegen hem:U leek onder de heidenvolken op een jonge leeuw;en u was als een zeemonster in de zeeën,u barstte los in uw rivieren,bracht het water met uw voeten in beroeringen maakte hun rivieren troebel.
  3. Zo zegt de Heere HEERE:Ik zal daarom Mijn net over u uitspreiden door een menigte van vele volken.Die zullen u ophalen in Mijn sleepnet.
Door de copyrights van de Herziene Statenvertaling kunnen we u hier slechts enkele verzen laten zien. U kunt de verzen van de Herziene Statenvertaling wel toevoegen aan uw liturgie.