1. Het water deed hem groeien,de watervloed deed hem hoog worden.Die vloeide met zijn stromenrond de plaats waar hij geplant was,en stuurde zijn waterlopennaar alle bomen op het veld.
  2. Daarom werd zijn stam hoger dan alle bomen op het veld.Zijn takken werden talrijk en zijn twijgen langvanwege het vele water toen hij uitliep.
  3. Alle vogels in de lucht nestelden in zijn takken.Alle dieren van het veld wierpen hun jongen onder zijn twijgen.In zijn schaduw woonden zij allen, vele volken.
  1. Het gebeurde in het elfde jaar, in de derde maand, op de eerste van de maand, dat het woord van de HEERE tot mij kwam:
  2. Mensenkind, zeg tegen de farao, de koning van Egypte, en tegen zijn menigte:Met wie bent u te vergelijken in uw grootheid?
  3. Zie, Assyrië was een ceder op de Libanon, met mooie takken,als een woud dat schaduw geeft en hoog van stam is;zijn kruin reikte tot in de wolken.
Door de copyrights van de Herziene Statenvertaling kunnen we u hier slechts enkele verzen laten zien. U kunt de verzen van de Herziene Statenvertaling wel toevoegen aan uw liturgie.