1. Toen heidenvolken over hem hoorden,werd hij gevangen in hun kuil.Zij brachten hem aan hakennaar het land Egypte.
  2. Toen zij zag dat zij tevergeefs verwacht had,en haar hoop vergaan was,nam zij een van haar andere welpen,en maakte er een jonge leeuw van.
  3. Die ging rond te midden van de leeuwen,werd een jonge leeuw,leerde prooi te verscheuren,at mensen op.
  1. En u, hef een klaaglied aan over de vorsten van Israël,
  2. en zeg:Wat was uw moeder? Een leeuwin!Tussen de leeuwen lag zij.Te midden van de jonge leeuwenbracht ze haar welpen groot.
  3. Zij voedde een van haar welpen op;hij werd een jonge leeuw,leerde prooi te verscheuren,at mensen op.
Door de copyrights van de Herziene Statenvertaling kunnen we u hier slechts enkele verzen laten zien. U kunt de verzen van de Herziene Statenvertaling wel toevoegen aan uw liturgie.