1. Maar de HEERE zei tegen Mozes: Strek uw hand uit, en grijp hem bij zijn staart – toen stak hij zijn hand uit en greep hem vast, en hij werd weer een staf in zijn hand –
  2. opdat zij geloven dat de HEERE aan u verschenen is, de God van hun vaderen, de God van Abraham, de God van Izak en de God van Jakob.
  3. De HEERE zei verder tegen hem: Steek toch uw hand in uw boezem. En hij stak zijn hand in zijn boezem en haalde hem weer tevoorschijn, en zie, zijn hand was melaats, wit als sneeuw.
  1. Toen antwoordde Mozes en zei: Maar zie, zij zullen mij niet geloven en niet naar mijn stem willen luisteren, want zij zullen zeggen: De HEERE is niet aan u verschenen.
  2. De HEERE zei tegen hem: Wat hebt u daar in uw hand? Hij zei: Een staf.
  3. Hij zei: Werp hem op de grond. En hij wierp hem op de grond en hij werd een slang. En Mozes vluchtte ervoor.
Door de copyrights van de Herziene Statenvertaling kunnen we u hier slechts enkele verzen laten zien. U kunt de verzen van de Herziene Statenvertaling wel toevoegen aan uw liturgie.