1. En de naam van de ander was Eliëzer, want, had hij gezegd, de God van mijn vader is mij tot hulp geweest en heeft mij gered van het zwaard van de farao.
  2. Toen Jethro, de schoonvader van Mozes, met diens zonen en diens vrouw bij Mozes in de woestijn kwam, bij de berg van God, waar Mozes zijn kamp had opgeslagen,
  3. liet hij tegen Mozes zeggen: Ik, je schoonvader Jethro, kom naar je toe met je vrouw en met haar beide zonen die bij haar zijn.
  1. Toen Jethro, de priester van Midian, de schoonvader van Mozes, alles hoorde wat God voor Mozes en Zijn volk Israël gedaan had, namelijk dat de HEERE Israël uit Egypte geleid had,
  2. nam Jethro, de schoonvader van Mozes, Zippora, de vrouw van Mozes (nadat deze haar teruggestuurd had),
  3. met haar twee zonen, van wie de naam van de één Gersom was, want, had hij gezegd, ik ben een vreemdeling geweest in een vreemd land.
Door de copyrights van de Herziene Statenvertaling kunnen we u hier slechts enkele verzen laten zien. U kunt de verzen van de Herziene Statenvertaling wel toevoegen aan uw liturgie.