1. Daarop zal de priester de korf uit uw hand nemen en die neerzetten voor het altaar van de HEERE, uw God.
  2. Dan moet u voor het aangezicht van de HEERE, uw God, betuigen en zeggen: Mijn vader was een verloren Syriër. Hij trok naar Egypte en verbleef daar als vreemdeling met weinig mensen, maar hij werd daar tot een groot, machtig en talrijk volk.
  3. Maar de Egyptenaren deden ons kwaad, onderdrukten ons en gaven ons harde slavenarbeid te verrichten.
  1. En wanneer u in het land komt dat de HEERE, uw God, u als erfelijk bezit geeft, en u dat in bezit neemt en erin woont, moet het zó zijn
  2. dat u van de eerstelingen neemt van alle vruchten van het land, die u binnenhaalt van uw land, dat de HEERE, uw God, u geeft; en u moet die in een korf leggen en naar de plaats gaan die de HEERE, uw God, zal uitkiezen om Zijn Naam daar te laten wonen.
  3. U moet naar de priester gaan die er in die dagen zal zijn, en tegen hem zeggen: Ik verklaar heden voor de HEERE, uw God, dat ik gekomen ben in het land dat de HEERE onze vaderen gezworen heeft ons te geven.
Door de copyrights van de Herziene Statenvertaling kunnen we u hier slechts enkele verzen laten zien. U kunt de verzen van de Herziene Statenvertaling wel toevoegen aan uw liturgie.