1. En hij stelde voor de ark van de HEERE sommigen uit de Levieten aan als dienaars, om van de HEERE, de God van Israël, melding te maken en Hem te loven en te prijzen.
  2. Asaf was het hoofd, Zacharja de tweede na hem; verder Jeïel, Semiramoth, Jehiël, Mattithja en Eliab, Benaja, Obed-Edom en Jeïel, met instrumenten als luiten en met harpen. En Asaf liet zich horen met cimbalen,
  3. maar Benaja en Jahaziël, de priesters, deden dat voortdurend met trompetten voor de ark van het verbond van God.
  1. Toen zij de ark van God de stad binnenbrachten, zetten zij die midden in de tent die David ervoor gespannen had. En zij brachten brandoffers en dankoffers voor het aangezicht van God.
  2. Toen David klaar was met het brengen van het brandoffer en de dankoffers, zegende hij het volk in de Naam van de HEERE.
  3. Hij deelde aan iedereen in Israël, van de man tot de vrouw toe, aan ieder een rond brood, een klomp dadels en een rozijnenkoek uit.
Door de copyrights van de Herziene Statenvertaling kunnen we u hier slechts enkele verzen laten zien. U kunt de verzen van de Herziene Statenvertaling wel toevoegen aan uw liturgie.