21 April 2025 Liturgie 21-04-2025 09:30

Voorganger ds. N.A. Donselaar uit Middelharnis
Voorzang:
Psalm 118 vers: 11
  1. De steen, dien door de tempelbouwers
    Veracht'lijk was een plaats ontzegd,
    Is, tot verbazing der beschouwers,
    Van God ten hoofd des hoeks gelegd.
    Dit werk is door Gods alvermogen,
    Door 's HEEREN hand alleen geschied;
    Het is een wonder in onz' ogen;
    Wij zien het, maar doorgronden 't niet. 
Votum en groet
Psalm 52 vers: 7
  1. Mijn God, U zal ik eeuwig loven,
    Omdat Gij 't hebt gedaan;
    'k Verwacht Uw trouwe hulp van boven;
    Uw waarheid zal bestaan;
    Uw naam is voor 't oprecht gemoed
    Van al Uw gunstvolk goed. 
Geloofsbelijdenis
Psalm 118 vers: 14
  1. Gij zijt mijn God, U zal ik loven,
    Verhogen Uwe majesteit;
    Mijn God, niets gaat Uw roem te boven;
    U prijz' ik tot in eeuwigheid.
    Laat ieder 's HEEREN goedheid loven,
    Want goed is d' Oppermajesteit;
    Zijn goedheid gaat het al te boven;
    Zijn goedheid duurt in eeuwigheid! 
Gebed
Johannes 20: 1 - 18
  1. En op den eersten dag der week ging Maria Magdalena vroeg, als het nog duister was, naar het graf; en zag den steen van het graf weggenomen.
  2. Zij liep dan, en kwam tot Simon Petrus en tot den anderen discipel, welken Jezus liefhad, en zeide tot hen: Zij hebben den Heere weggenomen uit het graf, en wij weten niet, waar zij Hem gelegd hebben.
  3. Petrus dan ging uit, en de andere discipel, en zij kwamen tot het graf.
  4. En deze twee liepen tegelijk; en de andere discipel liep vooruit, sneller dan Petrus, en kwam eerst tot het graf.
  5. En als hij nederbukte, zag hij de doeken liggen; nochtans ging hij er niet in.
  6. Simon Petrus dan kwam en volgde hem, en ging in het graf, en zag de doeken liggen.
  7. En den zweetdoek, die op Zijn hoofd geweest was, zag hij niet bij de doeken liggen, maar in het bijzonder in een andere plaats samengerold.
  8. Toen ging dan ook de andere discipel er in, die eerst tot het graf gekomen was, en zag het, en geloofde.
  9. Want zij wisten nog de Schrift niet, dat Hij van de doden moest opstaan.
  1. De discipelen dan gingen wederom naar huis.
  2. En Maria stond buiten bij het graf, wenende. Als zij dan weende, bukte zij in het graf;
  3. En zag twee engelen in witte klederen zitten, een aan het hoofd, en een aan de voeten, waar het lichaam van Jezus gelegen had.
  4. En die zeiden tot haar: Vrouw! wat weent gij? Zij zeide tot hen: Omdat zij mijn Heere weggenomen hebben, en ik weet niet, waar zij Hem gelegd hebben.
  5. En als zij dit gezegd had, keerde zij zich achterwaarts, en zag Jezus staan, en zij wist niet, dat het Jezus was.
  6. Jezus zeide tot haar: Vrouw, wat weent gij? Wien zoekt gij? Zij, menende, dat het de hovenier was, zeide tot Hem: Heere, zo gij Hem weg gedragen hebt, zeg mij, waar gij Hem gelegd hebt, en ik zal Hem wegnemen.
  7. Jezus zeide tot haar: Maria! Zij, zich omkerende, zeide tot Hem: Rabbouni, hetwelk is gezegd, Meester.
  8. Jezus zeide tot haar: Raak Mij niet aan, want Ik ben nog niet opgevaren tot Mijn Vader; maar ga heen tot Mijn broeders, en zeg hun: Ik vare op tot Mijn Vader en uw Vader, en tot Mijn God en uw God.
  9. Maria Magdalena ging en boodschapte den discipelen, dat zij den Heere gezien had, en dat Hij haar dit gezegd had.
Johannes 15: 1 - 8
  1. Ik ben de ware Wijnstok, en Mijn Vader is de Landman.
  2. Alle rank, die in Mij geen vrucht draagt, die neemt Hij weg; en al wie vrucht draagt, die reinigt Hij, opdat zij meer vrucht drage.
  3. Gijlieden zijt nu rein om het woord, dat Ik tot u gesproken heb.
  4. Blijft in Mij, en Ik in u. Gelijkerwijs de rank geen vrucht kan dragen van zichzelve, zo zij niet in den wijnstok blijft; alzo ook gij niet, zo gij in Mij niet blijft.
  1. Ik ben de Wijnstok, en gij de ranken; die in Mij blijft, en Ik in hem, die draagt veel vrucht; want zonder Mij kunt gij niets doen.
  2. Zo iemand in Mij niet blijft, die is buiten geworpen, gelijkerwijs de rank, en is verdord; en men vergadert dezelve, en men werpt ze in het vuur, en zij worden verbrand.
  3. Indien gij in Mij blijft, en Mijn woorden in u blijven, zo wat gij wilt, zult gij begeren, en het zal u geschieden.
  4. Hierin is Mijn Vader verheerlijkt, dat gij veel vrucht draagt; en gij zult Mijn discipelen zijn.
Psalm 42 vers: 1 en 5
  1. 't Hijgend hert, der jacht ontkomen,
    Schreeuwt niet sterker naar 't genot
    Van de frisse waterstromen,
    Dan mijn ziel verlangt naar God.
    Ja, mijn ziel dorst naar den HEER;
    God des levens, ach, wanneer
    Zal ik naad'ren voor Uw ogen,
    In Uw huis Uw naam verhogen? 
  1. Maar de HEER zal uitkomst geven,
    Hij, die 's daags Zijn gunst gebiedt;
    'k Zal in dit vertrouwen leven,
    En dat melden in mijn lied;
    'k Zal Zijn lof zelfs in den nacht
    Zingen, daar ik Hem verwacht;
    En mijn hart, wat mij moog' treffen,
    Tot den God mijns levens heffen. 
Woordverkondiging

Thema: "Blijf in mij en ik in u, want zonder Mij kunt u niets doen"

Psalm 25 vers: 2
  1. HEER, ai, maak mij Uwe wegen,
    Door Uw woord en Geest bekend;
    Leer mij, hoe die zijn gelegen,
    En waarheen G' Uw treden wendt,
    Leid mij in Uw waarheid, leer
    IJv'rig mij Uw wet betrachten;
    Want Gij zijt mijn heil, o HEER,
    'k Blijf U al den dag verwachten.
Belijdenis van het geloof
Psalm 84 vers: 6
  1. Want God, de HEER, zo goed, zo mild,
    Is t' allen tijd een zon en schild;
    Hij zal genaad' en ere geven;
    Hij zal hun 't goede niet in nood
    Onthouden, zelfs niet in de dood,
    Die in oprechtheid voor Hem leven.
    Welzalig, HEER, die op U bouwt,
    En zich geheel aan U vertrouwt. 
Dankgebed en voorbede
Psalm 98 vers: 4
  1. Laat al de stromen vrolijk zingen,
    De handen klappen naar omhoog;
    't Gebergte vol van vreugde springen
    En hupp'len voor des HEEREN oog:
    Hij komt, Hij komt, om d' aard' te richten,
    De wereld in gerechtigheid;
    Al 't volk, daar 't wreed geweld moet zwichten,
    Wordt in rechtmatigheid geleid. 
Zegen