20 November 2024 Liturgie 20-11-2024 19:00

Voorganger ds. P. Vernooij uit Bergambacht
Voorzang:
Psalm 68 vers: 10
  1. Geloofd zij God met diepst ontzag!
    Hij overlaadt ons, dag aan dag,
    Met Zijne gunstbewijzen.
    Die God is onze zaligheid;
    Wie zou die hoogste Majesteit
    Dan niet met eerbied prijzen?
    Die God is ons een God van heil;
    Hij schenkt, uit goedheid, zonder peil,
    Ons 't eeuwig, zalig leven;
    Hij kan, èn wil, èn zal in nood,
    Zelfs bij het naad'ren van den dood,
    Volkomen uitkomst geven. 
Psalm 24 vers: 1 en 2
  1. Al d' aard' en alles wat zij geeft,
    Met al wat zich beweegt en leeft,
    Zijn 't wettig eigendom des HEEREN.
    Hij heeft z', in haren ochtendstond,
    Op ongemeten zeên gegrond,
    Doorsneden met rivier en meren. 
  1. Wie klimt den berg des HEEREN op?
    Wie zal dien Godgewijden top,
    Voor 't oog van Sions God, betreden?
    De man, die, rein van hart en hand,
    Zich niet aan ijdelheid verpandt,
    En geen bedrog pleegt in zijn eden. 
Psalm 24 vers: 3
  1. Die zal, door 's HEEREN gunst geleid,
    En zegen en gerechtigheid
    Van God, den God zijns heils, ontvangen.
    Dit 's Jacob, dit is't vroom geslacht,
    Dat naar God vraagt, Zijn wet betracht,
    En zoekt Zijn aanschijn met verlangen. 
Psalm 50 vers: 4, 5 en 6
  1. 'k Zal uit uw huis geen var, noch uit uw kooi
    Voor 't brandaltaar begeren bok of ooi;
    Want al 't gediert' der wouden is het Mijn';
    Wat beesten er op duizend bergen zijn,
    Wat vogels ooit rondom hun toppen vlogen,
    Het wild des velds, 't is al in Mijn vermogen. 
  1. Nooit klaagd' Ik 't u, indien Ik honger had,
    Want d' aard is Mijn', en al wat zij bevat.
    Zou stierenvlees, of wat ooit mensen voedt,
    Mijn spijze zijn? Mijn drank der bokken bloed?
    Neen; offert God uw dankb're lofgezangen;
    't Geen gij belooft, moet d' Allerhoogst' ontvangen. 
  1. Roept in den nood tot Mij, uw God en HEER,
    Dan help Ik u, en gij geeft Gode d' eer.
    Maar Zijne taal tot goddelozen luidt:
    Waarom toch spreekt gij Mijne wetten uit?
    Wat roemt gij u als Mijn verbondelingen,
    Daar g' u door woord noch straffen laat bedwingen? 
Psalm 116 vers: 7, 8 en 10
  1. Wat zal ik, met Gods gunsten overlaân,
    Dien trouwen HEER voor Zijn genâ vergelden?
    'k Zal bij den kelk des heils Zijn naam vermelden,
    En roepen Hem met blijd' erkent'nis aan. 
  1. Nu zal ik voor de weldaân, die 'k genoot,
    Aan Hem, naar mijn geloften, eer bewijzen,
    Hem onder al Zijn gunstgenoten prijzen.
    Hoe kost'lijk is in 's HEEREN oog hun dood! 
  1. Ik zal Uw naam met dankerkentenis
    Verheffen, U al mijn geloften brengen;
    'k Zal liefd' en lof voor U ten offer mengen,
    In 't heiligdom, waar 't volk vergaderd is. 
Psalm 69 vers: 13
  1. Dat zal den HEER veel aangenamer zijn
    Dan os of var, die hunnen klauw verdelen.
    De blijdschap zal het hart der vromen strelen,
    Als zij mij zien, verlost van smart en pijn.
    Gij, die God zoekt in al uw zielsverdriet,
    Houdt aan, grijpt moed, uw hart zal vrolijk leven;
    Nooddruftigen, veracht Zijn goedheid niet;
    Nooit zal Hij Zijn gevangenen begeven. 
Psalmen 50: 1 - 23
  1. Een psalm van Asaf. De God der goden, de HEERE spreekt, en roept de aarde, van den opgang der zon tot aan haar ondergang.
  2. Uit Sion, de volkomenheid der schoonheid, verschijnt God blinkende.
  3. Onze God zal komen en zal niet zwijgen; een vuur voor Zijn aangezicht zal verteren, en rondom Hem zal het zeer stormen.
  4. Hij zal roepen tot den hemel van boven, en tot de aarde, om Zijn volk te richten.
  5. Verzamelt Mij Mijn gunstgenoten, die Mijn verbond maken met offerande!
  6. En de hemelen verkondigen Zijn gerechtigheid; want God Zelf is Rechter. Sela.
  7. Hoort, Mijn volk! en Ik zal spreken; Israel! en Ik zal onder u betuigen; Ik, God, ben uw God.
  8. Om uw offeranden zal Ik u niet straffen, want uw brandofferen zijn steeds voor Mij.
  9. Ik zal uit uw huis geen var nemen, noch bokken uit uw kooien;
  10. Want al het gedierte des wouds is Mijn, de beesten op duizend bergen.
  11. Ik ken al het gevogelte der bergen, en het wild des velds is bij Mij.
  12. Zo Mij hongerde, Ik zou het u niet zeggen; want Mijn is de wereld en haar volheid.
  1. Zou Ik stierenvlees eten, of bokkenbloed drinken?
  2. Offert Gode dank, en betaalt den Allerhoogste uw geloften.
  3. En roept Mij aan in den dag der benauwdheid; Ik zal er u uithelpen, en gij zult Mij eren.
  4. Maar tot den goddeloze zegt God: Wat hebt gij Mijn inzettingen te vertellen, en neemt Mijn verbond in uw mond?
  5. Dewijl gij de kastijding haat, en Mijn woorden achter u henenwerpt.
  6. Indien gij een dief ziet, zo loopt gij met hem; en uw deel is met de overspelers.
  7. Uw mond slaat gij in het kwade, en uw tong koppelt bedrog.
  8. Gij zit, gij spreekt tegen uw broeder; tegen den zoon uwer moeder geeft gij lastering uit.
  9. Deze dingen doet gij, en Ik zwijg; gij meent, dat Ik te enenmale ben, gelijk gij; Ik zal u straffen, en zal het ordentelijk voor uw ogen stellen.
  10. Verstaat dit toch, gij godvergetenden! opdat Ik niet verscheure en niemand redde.
  11. Wie dankoffert, die zal Mij eren; en wie zijn weg wel aanstelt, dien zal Ik Gods heil doen zien.
Romeinen 12: 1 - 8
  1. Ik bid u dan, broeders, door de ontfermingen Gods, dat gij uw lichamen stelt tot een levende, heilige en Gode welbehagelijke offerande, welke is uw redelijke godsdienst.
  2. En wordt dezer wereld niet gelijkvormig; maar wordt veranderd door de vernieuwing uws gemoeds, opdat gij moogt beproeven, welke de goede, en welbehagelijke en volmaakte wil van God zij.
  3. Want door de genade, die mij gegeven is, zeg ik een iegelijk, die onder u is, dat hij niet wijs zij boven hetgeen men behoort wijs te zijn; maar dat hij wijs zij tot matigheid, gelijk als God een iegelijk de mate des geloofs gedeeld heeft.
  4. Want gelijk wij in een lichaam vele leden hebben, en de leden alle niet dezelfde werking hebben;
  1. Alzo zijn wij velen een lichaam in Christus, maar elkeen zijn wij elkanders leden.
  2. Hebbende nu verscheidene gaven, naar de genade, die ons gegeven is,
  3. Zo laat ons die gaven besteden, hetzij profetie, naar de mate des geloofs; hetzij bediening, in het bedienen; hetzij die leert, in het leren;
  4. Hetzij die vermaant, in het vermanen; die uitdeelt, in eenvoudigheid; die een voorstander is, in naarstigheid; die barmhartigheid doet, in blijmoedigheid.
Tekst: Psalm 50: 14-15

Thema: "Dank offeren."