14 September 2025 Liturgie 14-09-2025 09:30

Voorganger dhr. T.R. Rietveld uit Ridderkerk
Voorzang:
Psalm 51 vers: 1
  1. Genâ, o God, genâ, hoor mijn gebed;
    Verschoon mij toch naar Uw barmhartigheden;
    Delg uit mijn schuld, vergeef mijn overtreden:
    Uw goedheid wordt noch paal, noch perk gezet.
    Ai, was mij wel van ongerechtigheid;
    Mijn schuld is zwaar, ik heb Uw wet geschonden;
    Zie mijn berouw, hoor, hoe een boetling pleit,
    En reinig mij van al mijn vuile zonden. 
Psalm 65 vers: 1 en 2
  1. De lofzang klimt uit Sions zalen
    Tot U met stil ontzag;
    Daar zal men U, o God, betalen
    Geloften, dag bij dag.
    Gij hoort hen, die Uw heil verwachten,
    O Hoorder der gebeên,
    Dies zullen allerlei geslachten
    Ootmoedig tot U treên. 
  1. Een stroom van ongerechtigheden
    Had d' overhand op mij;
    Maar ons weerspannig overtreden
    Verzoent en zuivert Gij.
    Welzalig, dien Gij hebt verkoren,
    Dien G' uit al 't aards gedruis
    Doet naad'ren, en Uw heilstem horen,
    Ja, wonen in Uw huis. 
Psalm 25 vers: 3
  1. Denk aan't vaderlijk meêdogen,
    HEER, waarop ik biddend pleit;
    Milde handen, vriend'lijk' ogen,
    Zijn bij U van eeuwigheid.
    Sla de zonden nimmer ga,
    Die mijn jonkheid heeft bedreven;
    Denk aan mij toch in genâ,
    Om Uw goedheid eer te geven. 
Psalm 130 vers: 2 en 4
  1. Zo Gij in 't recht wilt treden,
    O HEER, en gadeslaan
    Onz' ongerechtigheden,
    Ach, wie zal dan bestaan?
    Maar neen, daar is vergeving
    Altijd bij U geweest;
    Dies wordt Gij, HEER, met beving,
    Recht kinderlijk gevreesd. 
  1. Hoopt op den HEER, gij vromen;
    Is Israël in nood,
    Er zal verlossing komen;
    Zijn goedheid is zeer groot.
    Hij maakt, op hun gebeden,
    Gans Israël eens vrij
    Van ongerechtigheden;
    Zo doe Hij ook aan mij. 
Psalm 103 vers: 1 en 2
  1. Loof, loof den HEER, mijn ziel, met alle krachten;
    Verhef Zijn naam, zo groot, zo heilig t' achten;
    Och of nu al, wat in mij is, Hem preez'!
    Loof, loof, mijn ziel, den Hoorder der gebeden;
    Vergeet nooit één van Zijn weldadigheden;
    Vergeet ze niet; 't is God, die z' u bewees. 
  1. Loof Hem, die u, al wat gij hebt misdreven,
    Hoeveel het zij, genadig wil vergeven;
    Uw krankheên kent en liefderijk geneest;
    Die van 't verderf uw leven wil verschonen,
    Met goedheid en barmhartigheên u kronen;
    Die in den nood uw redder is geweest.
Psalm 116 vers: 7 en 10
  1. Wat zal ik, met Gods gunsten overlaân,
    Dien trouwen HEER voor Zijn genâ vergelden?
    'k Zal bij den kelk des heils Zijn naam vermelden,
    En roepen Hem met blijd' erkent'nis aan. 
  1. Ik zal Uw naam met dankerkentenis
    Verheffen, U al mijn geloften brengen;
    'k Zal liefd' en lof voor U ten offer mengen,
    In 't heiligdom, waar 't volk vergaderd is. 
Psalmen 130: 1 - 8
  1. Een lied Hammaaloth. Uit de diepten roep ik tot U, o HEERE!
  2. HEERE! hoor naar mijn stem; laat Uw oren opmerkende zijn op de stem mijner smekingen.
  3. Zo Gij, HEERE! de ongerechtigheden gadeslaat; HEERE! wie zal bestaan?
  4. Maar bij U is vergeving, opdat Gij gevreesd wordt.
  1. Ik verwacht den HEERE; mijn ziel verwacht, en ik hoop op Zijn Woord.
  2. Mijn ziel wacht op den HEERE, meer dan de wachters op den morgen; de wachters op den morgen.
  3. Israel hope op den HEERE; want bij den HEERE is goedertierenheid, en bij Hem is veel verlossing.
  4. En Hij zal Israel verlossen van al zijn ongerechtigheden.
1 Johannes 1: 8 - 10
  1. Indien wij zeggen, dat wij geen zonde hebben, zo verleiden wij ons zelven, en de waarheid is in ons niet.
  2. Indien wij onze zonden belijden, Hij is getrouw en rechtvaardig, dat Hij ons de zonden vergeve, en ons reinige van alle ongerechtigheid.
  1. Indien wij zeggen, dat wij niet gezondigd hebben, zo maken wij Hem tot een leugenaar, en Zijn woord is niet in ons.
1 Johannes 2: 1 - 2
  1. Mijn kinderkens, ik schrijf u deze dingen, opdat gij niet zondigt. En indien iemand gezondigd heeft, wij hebben een Voorspraak bij den Vader, Jezus Christus, den Rechtvaardige;
  1. En Hij is een verzoening voor onze zonden; en niet alleen voor de onze, maar ook voor de zonden der gehele wereld.