01 June 2025 Liturgie 01-06-2025 18:30

Voorganger ds. A. Vastenhoud uit Middelharnis
Voorzang:
Psalm 150 vers: 1
  1. Looft God, looft Zijn naam alom;
    Looft Hem in Zijn heiligdom;
    Looft des HEEREN grote macht,
    In den hemel Zijner kracht;
    Looft Hem, om Zijn mogendheden,
    Looft Hem, naar zo menig blijk
    Van Zijn heerlijk koninkrijk,
    Voor Zijn troon en hier beneden. 
Psalm 93 vers: 1, 3 en 4
  1. De HEER regeert; de hoogste Majesteit,
    Bekleed met sterkt', omgord met heerlijkheid,
    Bevestigt d' aard', en houdt door Zijne hand
    Dat schoon gebouw onwankelbaar in stand. 
  1. Maar, HEER, Gij zijt veel sterker dan 't geweld
    Der waat'ren, dien Uw almacht palen stelt
    De grote zee zwijgt op Uw wenk en wil,
    Hoe fel zij bruis', hoe fel zij woede, stil. 
  1. Uw macht is groot, Uw trouw zal nooit vergaan;
    Al wat Gij ooit beloofd hebt, zal bestaan;
    De heiligheid is voor Uw huis, o HEER,
    Eeuw uit, eeuw in, tot sieraad en tot eer. 
Psalm 75 vers: 1
  1. U alleen, U loven wij;
    Ja wij loven U, o HEER;
    Want Uw naam, zo rijk van eer,
    Is tot onze vreugd nabij;
    Dies vertelt men in ons land,
    Al de wond'ren Uwer hand.
Psalm 121 vers: 1, 2 en 4
  1. 'k Sla d' ogen naar 't gebergte heen,
    Vanwaar ik dag en nacht
    Des Hoogsten bijstand wacht.
    Mijn hulp is van den HEER alleen,
    Die hemel, zee en aarde
    Eerst schiep, en sinds bewaarde. 
  1. Hij is, al treft u 't felst verdriet,
    Uw wachter, die uw voet
    Voor wankelen behoedt;
    Hij, Isrels Wachter, sluimert niet;
    Geen kwaad zal u genaken;
    De HEER zal u bewaken. 
  1. De HEER zal u steeds gadeslaan,
    Opdat Hij in gevaar,
    Uw ziel voor ramp bewaar';
    De HEER, 't zij g' in of uit moogt gaan,
    En waar g' u heen moogt spoeden,
    Zal eeuwig u behoeden. 
Psalm 3 vers: 2 en 3
  1. Maar, trouwe God, Gij zijt
    Het schild, dat mij bevrijdt,
    Mijn eer, mijn vast betrouwen;
    Op U vest ik het oog;
    Gij heft mijn hoofd omhoog,
    En doet m' Uw gunst aanschouwen.
    'k Riep God niet vrucht'loos aan;
    Hij wil mij niet versmaân
    In al mijn tegenheden;
    Hij zag van Sion neer,
    De woonplaats van Zijn eer,
    En hoorde mijn gebeden. 
  1. Ik lag en sliep gerust,
    Van 's HEEREN trouw bewust,
    Tot ik verfrist ontwaakte;
    Want God was aan mijn zij';
    Hij ondersteunde mij
    In 't leed, dat mij genaakte.
    Ik zal, vol heldenmoed,
    Daar mij Zijn hand behoedt,
    Tienduizenden niet vrezen;
    Schoon ik, van allen kant,
    Geweldig aangerand
    En fel geprangd moog' wezen. 
Psalm 33 vers: 10 en 11
  1. Zijn machtig' arm beschermt de vromen,
    En redt hun zielen van den dood;
    Hij zal hen nimmer om doen komen
    In duren tijd en hongersnood.
    In de grootste smarten
    Blijven onze harten
    In den HEER gerust;
    'k Zal Hem nooit vergeten,
    Hem mijn Helper heten,
    Al mijn hoop en lust. 
  1. Laat ons alom Zijn lof ontvouwen:
    In Hem verblijdt zich ons gemoed,
    Omdat wij op Zijn naam vertrouwen,
    Dien Naam, zo heilig, groot en goed.
    Goedertieren Vader,
    Milde zegenader,
    Stel Uw vriend'lijk hart,
    Op Wiens gunst wij hopen,
    Eeuwig voor ons open;
    Weer steeds alle smart. 
Handelingen 7: 54 - 60
  1. Als zij nu dit hoorden, berstten hun harten, en zij knersten de tanden tegen hem.
  2. Maar hij, vol zijnde des Heiligen Geestes, en de ogen houdende naar den hemel, zag de heerlijkheid Gods, en Jezus, staande ter rechter hand Gods.
  3. En hij zeide: Ziet, ik zie de hemelen geopend, en den Zoon des mensen, staande ter rechter hand Gods.
  4. Maar zij, roepende met grote stemme, stopten hun oren, en vielen eendrachtelijk op hem aan;
  1. En wierpen hem ter stad uit, en stenigden hem; en de getuigen legden hun klederen af aan de voeten eens jongelings, genaamd Saulus.
  2. En zij stenigden Stefanus, aanroepende en zeggende: Heere Jezus, ontvang mijn geest.
  3. En vallende op de knieen, riep hij met grote stem: Heere, reken hun deze zonde niet toe! En als hij dat gezegd had, ontsliep hij.
Efeziërs 1: 15 - 23
  1. Daarom ook ik, gehoord hebbende het geloof in den Heere Jezus, dat onder u is, en de liefde tot al de heiligen,
  2. Houde niet op voor u te danken, gedenkende uwer in mijn gebeden;
  3. Opdat de God van onzen Heere Jezus Christus, de Vader der heerlijkheid, u geve den Geest der wijsheid en der openbaring in Zijn kennis;
  4. Namelijk verlichte ogen uws verstands, opdat gij moogt weten, welke zij de hoop van Zijn roeping, en welke de rijkdom zij der heerlijkheid van Zijn erfenis in de heiligen;
  5. En welke de uitnemende grootheid Zijner kracht zij aan ons, die geloven, naar de werking der sterkte Zijner macht,
  1. Die Hij gewrocht heeft in Christus, als Hij Hem uit de doden heeft opgewekt; en heeft Hem gezet tot Zijn rechter hand in den hemel;
  2. Verre boven alle overheid, en macht, en kracht, en heerschappij, en allen naam, die genaamd wordt, niet alleen in deze wereld, maar ook in de toekomende;
  3. En heeft alle dingen Zijn voeten onderworpen, en heeft Hem der Gemeente gegeven tot een Hoofd boven alle dingen;
  4. Welke Zijn lichaam is, en de vervulling Desgenen, Die alles in allen vervult.