21 July 2024 Liturgie 21-07-2024 18:30

Voorganger ds. R.A. Grisnigt uit 's-Gravenpolder
Voorzang:
Psalm 16 vers: 6
  1. Gij maakt eerlang mij 't levenspad bekend,
    Waarvan, in druk, 't vooruitzicht mij verheugde;
    Uw aangezicht, in gunst tot mij gewend,
    Schenkt mij in 't kort verzadiging van vreugde;
    De lieflijkheên van 't zalig hemelleven
    Zal eeuwiglijk Uw rechterhand mij geven. 
Psalm 71 vers: 13
  1. Blijf mij in mijne grijsheid sterken;
    Verkwik mijn ouderdom;
    Bewaak mij van rondom;
    Zo meld' ik dit geslacht Uw werken;
    Zo zal 'k Uw grootheid zingen
    Voor hun nakomelingen. 
Psalm 99 vers: 6
  1. Uit Zijn heiligdom,
    In een wolkkolom,
    Heeft Hij Zijne wet
    Bij hen ingezet,
    Die door 's HEEREN kracht,
    Van hen werd volbracht.
    't Nakroost der Hebreeuwen
    Volge dit all' eeuwen. 
Psalm 127 vers: 3 en 4
  1. Zo gaat het elk, dien God bemint.
    Wie kind'ren voortbrengt tot Gods eer,
    Verkrijgt een erfdeel van den HEER;
    Wie zich met kroost gezegend vindt,
    Dat zich oprecht en dankbaar toont,
    Ziet al zijn zorg naar wens beloond. 
  1. Gelijk de pijlen in de hand
    Eens sterken helds, die, fier en blij,
    Door hunne kracht zijn weêrpartij
    Doet zwichten voor zijn tegenstand;
    Zo zijn ook, tot der vaad'ren vreugd,
    De brave zonen hunner jeugd. 
Psalm 148 vers: 4 en 5
  1. Looft, kruipend wild en tam gediert';
    Looft, vogels, Hem, die 't al bestiert;
    Gij, koningen en rechters, saâm;
    Gij, vorsten, volken, roemt Gods naam;
    Gij, maagden, en gij, jongelingen,
    Laat nimmer af Zijn lof te zingen;
    Eerwaarde grijsheid, frisse jeugd,
    Weest in den God uws heils verheugd! 
  1. Looft, looft, met waar' erkentenis
    Zijn naam, die hoog verheven is;
    Dewijl Zijn wond're majesteit
    Door aard' en hemel is verspreid.
    Hij wou den hoorn, zo vol vermogen,
    Den roem van Israël verhogen;
    Dat woont bij Hem, 't heeft zingensstof:
    Looft God; zingt eeuwig 's HEEREN Lof! 
Psalm 112 vers: 1
  1. Zingt, zingt den lof van 't Opperwezen!
    Welzalig hij, die God blijft vrezen,
    En Zijn geboden houdt in waarde;
    Zijn zaad zal machtig zijn op aarde;
    Zelfs daalt op zijn nakomelingen
    Een schat van dierb're zegeningen. 
Psalmen 127: 1 - 5
  1. Een lied Hammaaloth, van Salomo. Zo de HEERE het huis niet bouwt, te vergeefs arbeiden deszelfs bouwlieden daaraan; zo de HEERE de stad niet bewaart, te vergeefs waakt de wachter.
  2. Het is te vergeefs, dat gijlieden vroeg opstaat, laat opblijft, eet brood der smarten; het is alzo, dat Hij het Zijn beminden als in den slaap geeft.
  3. Ziet, de kinderen zijn een erfdeel des HEEREN; des buiks vrucht is een beloning.
  1. Gelijk de pijlen zijn in de hand eens helds, zodanig zijn de zonen der jeugd.
  2. Welgelukzalig is de man, die zijn pijlkoker met dezelve gevuld heeft; zij zullen niet beschaamd worden, als zij met de vijanden spreken zullen in de poort.
Tekst: Psalm 127:3