19 October 2025 Liturgie 19-10-2025 18:30

Voorganger prop. T.P. van Vianen uit Dordrecht
Voorzang:
Psalm 144 vers: 2
  1. Wat is de mens? Wat is in hem te prijzen,
    Dat Gij, o HEER, hem gunsten wilt bewijzen,
    Dat Gij hem kent? Wat is des mensen kind,
    Dat Gij het acht en zo getrouw bemint?
    Hij mag den naam van ijdelheid wel dragen;
    Zijn tijd is kort, en al zijn levensdagen,
    Hoe groot, hoe sterk hij op deez' aarde zij,
    Gaan snel, gelijk een schaduwe, voorbij. 
Psalm 8 vers: 4 en 5
  1. Mijn God, wat is de mens dan op deez' aarde!
    De broze mens, hoe klimt hij tot die waarde,
    Dat Gij aan hem in zoveel gunst gedenkt;
    En 's mensen zoon Uw teêrste liefde schenkt! 
  1. Gij deedt hem wel, een weinig tijds, beneden
    Het eng'lenheir een rang en plaats bekleden;
    Maar hebt hem ook Uw rijkste gunst betoond,
    En hem met eer en heerlijkheid gekroond. 
Psalm 86 vers: 3
  1. HEER, door goedheid aangedreven,
    Zijt Gij mild in 't schuldvergeven.
    Wie U aanroept in den nood,
    Vindt Uw gunst oneindig groot.
    HEER, neem mijn gebed ter oren;
    Wil naar mijne smeking horen;
    Merk, naar Uw goedgunstigheên,
    Op de stem van mijn gebeên. 
Psalm 14 vers: 2 en 3
  1. De grote God, die 't recht verdedigt, sloeg
    Van 's hemels troon Zijn ogen naar beneden
    Op Adams kroost, doorzocht hun hart en zeden;
    Hij zag, of zich geen mens verstandig droeg,
    En naar Hem vroeg. 
  1. Hij zocht alom, maar ach, Hij vond er geen;
    Want alle vlees is trouw'loos afgeweken;
    Het land is vol van stinkende gebreken;
    Geen sterveling wil 't pad der deugd betreên;
    Ja, zelfs niet één. 
Psalm 51 vers: 1 en 3
  1. Genâ, o God, genâ, hoor mijn gebed;
    Verschoon mij toch naar Uw barmhartigheden;
    Delg uit mijn schuld, vergeef mijn overtreden:
    Uw goedheid wordt noch paal, noch perk gezet.
    Ai, was mij wel van ongerechtigheid;
    Mijn schuld is zwaar, ik heb Uw wet geschonden;
    Zie mijn berouw, hoor, hoe een boetling pleit,
    En reinig mij van al mijn vuile zonden. 
  1. 't Is niet alleen dit kwaad, dat roept om straf;
    Neen, 'k ben in ongerechtigheid geboren;
    Mijn zonde maakt mij 't voorwerp van Uw toren.
    Reeds van het uur van mijn ontvang'nis af.
    Zie, Gij hebt lust tot waarheid in 't gemoed;
    Gij, HEER, Die weet, al wat ik heb misdreven,
    Gij, die mijn geest met wijsheid hadt gevoed,
    En in mijn ziel Uw Godd'lijk licht gegeven. 
Psalm 51 vers: 5
  1. Verberg Uw oog van mijn bedreven kwaad,
    Waardoor mijn ziel gevoelt de diepste wonden;
    Delg, delg toch uit mijn schuld en al mijn zonden,
    En spreek mij vrij van mijne gruweldaad.
    Herschep mijn hart, en reinig Gij, o HEER,
    Die vuile bron van al mijn wanbedrijven;
    Vernieuw in mij een vasten geest, en leer
    Mij aan Uw dienst oprecht verbonden blijven. 
Genesis 1: 26 - 31
  1. En God zeide: Laat Ons mensen maken, naar Ons beeld, naar Onze gelijkenis; en dat zij heerschappij hebben over de vissen der zee, en over het gevogelte des hemels, en over het vee, en over de gehele aarde, en over al het kruipend gedierte, dat op de aarde kruipt.
  2. En God schiep den mens naar Zijn beeld; naar het beeld van God schiep Hij hem; man en vrouw schiep Hij ze.
  3. En God zegende hen, en God zeide tot hen: Weest vruchtbaar, en vermenigvuldigt, en vervult de aarde, en onderwerpt haar, en hebt heerschappij over de vissen der zee, en over het gevogelte des hemels, en over al het gedierte, dat op de aarde kruipt!
  1. En God zeide: Ziet, Ik heb ulieden al het zaadzaaiende kruid gegeven, dat op de ganse aarde is, en alle geboomte, in hetwelk zaadzaaiende boomvrucht is; het zij u tot spijze!
  2. Maar aan al het gedierte der aarde, en aan al het gevogelte des hemels, en aan al het kruipende gedierte op de aarde, waarin een levende ziel is, heb Ik al het groene kruid tot spijze gegeven. En het was alzo.
  3. En God zag al wat Hij gemaakt had, en ziet, het was zeer goed. Toen was het avond geweest, en het was morgen geweest, de zesde dag.
Psalmen 51: 1 - 7
  1. Een psalm van David, voor den opperzangmeester. (51:2) Toen de profeet Nathan tot hem was gekomen, nadat hij tot Bathseba was ingegaan. (51:3) Wees mij genadig, o God! naar Uw goedertierenheid; delg mijn overtreding uit, naar de grootheid Uwer barmhartigheden.
  2. (51:4) Was mij wel van mijn ongerechtigheid, en reinig mij van mijn zonde.
  3. (51:5) Want ik ken mijn overtredingen, en mijn zonde is steeds voor mij.
  4. (51:6) Tegen U, U alleen, heb ik gezondigd, en gedaan, dat kwaad is in Uw ogen; opdat Gij rechtvaardig zijt in Uw spreken, en rein zijt in Uw richten.
  1. (51:7) Zie, ik ben in ongerechtigheid geboren, en in zonde heeft mij mijn moeder ontvangen.
  2. (51:8) Zie, Gij hebt lust tot waarheid in het binnenste, en in het verborgene maakt Gij mij wijsheid bekend.
  3. (51:9) Ontzondig mij met hysop, en ik zal rein zijn; was mij, en ik zal witter zijn dan sneeuw.
Romeinen 5: 12 - 19
  1. Daarom, gelijk door een mens de zonde in de wereld ingekomen is, en door de zonde de dood; en alzo de dood tot alle mensen doorgegaan is, in welken allen gezondigd hebben.
  2. Want tot de wet was de zonde in de wereld; maar de zonde wordt niet toegerekend, als er geen wet is.
  3. Maar de dood heeft geheerst van Adam tot Mozes toe, ook over degenen, die niet gezondigd hadden in de gelijkheid der overtreding van Adam, welke een voorbeeld is Desgenen, Die komen zou.
  4. Doch niet, gelijk de misdaad, alzo is ook de genadegift, want indien, door de misdaad van een, velen gestorven zijn, zo is veel meer de genade Gods, en de gave door de genade, die daar is van een mens Jezus Christus, overvloedig geweest over velen.
  1. En niet, gelijk de schuld was door den een, die gezondigd heeft, alzo is de gift; want de schuld is wel uit een misdaad tot verdoemenis, maar de genadegift is uit vele misdaden tot rechtvaardigmaking.
  2. Want indien door de misdaad van een de dood geheerst heeft door dien enen, veel meer zullen degenen, die den overvloed der genade en der gave der rechtvaardigheid ontvangen, in het leven heersen door dien Enen, namelijk Jezus Christus.
  3. Zo dan, gelijk door een misdaad de schuld gekomen is over alle mensen tot verdoemenis; alzo ook door een rechtvaardigheid komt de genade over alle mensen tot rechtvaardigmaking des levens.
  4. Want gelijk door de ongehoorzaamheid van dien enen mens velen tot zondaars gesteld zijn geworden, alzo zullen ook door de gehoorzaamheid van Enen velen tot rechtvaardigen gesteld worden.
Heeft dan God den mens alzo boos en verkeerd geschapen?

Neen Hij; maar God heeft den mens goed en naar Zijn evenbeeld geschapen, dat is in ware gerechtigheid en heiligheid, opdat hij God zijn Schepper recht kennen, Hem van harte liefhebben en met Hem in de eeuwige zaligheid leven zou, om Hem te loven en te prijzen.

Vanwaar komt dan zulke verdorven aard des mensen?

Uit den val en de ongehoorzaamheid onzer eerste voorouders, Adam en Eva, in het paradijs, waar onze natuur alzo is verdorven geworden, dat wij allen in zonden ontvangen en geboren worden.

Maar zijn wij alzo verdorven, dat wij ganselijk onbekwaam zijn tot enig goed en geneigd tot alle kwaad?

Ja wij; tenzij dan dat wij door den Geest Gods wedergeboren worden.

Thema: "De schuldvraag op tafel."