De HEER regeert; de hoogste Majesteit,
Bekleed met sterkt', omgord met heerlijkheid,
Bevestigt d' aard', en houdt door Zijne hand
Dat schoon gebouw onwankelbaar in stand.
Gij hebt Uw troon van eeuwigheid gegrond.
De waat'ren, HEER, verheffen zich in 't rond;
Rivier en meer verheffen hun geruis;
Het siddert al op 't woedend stroomgedruis.
Maar, HEER, Gij zijt veel sterker dan 't geweld
Der waat'ren, dien Uw almacht palen stelt
De grote zee zwijgt op Uw wenk en wil,
Hoe fel zij bruis', hoe fel zij woede, stil.
Uw macht is groot, Uw trouw zal nooit vergaan;
Al wat Gij ooit beloofd hebt, zal bestaan;
De heiligheid is voor Uw huis, o HEER,
Eeuw uit, eeuw in, tot sieraad en tot eer.