Geduchte God, hoor mijn gebeden;
Strijd voor mijn recht, en maak mij vrij
Van hen, die, vol arglistigheden,
Gerechtigheid en trouw vertreden,
Opdat mijn ziel Uw naam belij',
En U geheiligd zij.
Mijn God, ik steun op Uw vermogen,
Gij zijt de sterkte van mijn hart;
Waarom verstoot Gij m' uit Uw ogen?
Waarom ga ik terneergebogen,
Door 's vijands wreed geweld benard,
Gestaâg in 't aak'lig zwart?
Zend, HEER, Uw licht en waarheid neder,
En breng mij, door dien glans geleid,
Tot Uw gewijde tente weder;
Dan klimt mijn bange ziel gereder
Ten berge van Uw heiligheid,
Daar mij Uw gunst verbeidt.
Dan ga ik op tot Gods altaren,
Tot God, mijn God, de bron van vreugd;
Dan zal ik, juichend, stem en snaren
Ten roem van Zijne goedheid paren,
Die, na kortstondig ongeneugt',
Mij eindeloos verheugt.
Mijn ziel, hoe treurt ge dus verslagen?
Wat zijt g' onrustig in uw lot?
Berust in 's HEEREN welbehagen;
Hij doet welhaast uw heilzon dagen;
Uw hoop herleev', naar Zijn gebod;
Mijn redder is mijn God.