Psalm 100

  1. Juich, aarde, juicht alom den HEER; Dient God met blijdschap, geeft Hem eer; Komt, nadert voor Zijn aangezicht; Zingt Hem een vrolijk lofgedicht. 
  2. De HEER is God; erkent, dat Hij Ons heeft gemaakt (en geenszins wij) Tot schapen, die Hij voedt en weidt; Een volk, tot Zijnen dienst bereid. 
  1. Gaat tot Zijn poorten in met lof, Met lofzang in Zijn heilig hof; Looft Hem aldaar met hart en stem; Prijst Zijnen naam, verheerlijkt Hem. 
  2. Want goedertieren is de HEER; Zijn goedheid eindigt nimmermeer; Zijn trouw en waarheid houdt haar kracht Tot in het laatste nageslacht.