1. Een psalm van Asaf. God staat in de vergadering Godes; Hij oordeelt in het midden der goden;
  2. Hoe lang zult gijlieden onrecht oordelen, en het aangezicht der goddelozen aannemen? Sela.
  3. Doet recht den arme en den wees; rechtvaardigt den verdrukte en den arme.
  4. Verlost den arme en den behoeftige, rukt hem uit der goddelozen hand.
  5. Zij weten niet, en verstaan niet; zij wandelen steeds in duisternis; dies wankelen alle fondamenten der aarde.
  1. Ik heb wel gezegd: Gij zijt goden; en gij zijt allen kinderen des Allerhoogsten;
  2. Nochtans zult gij sterven als een mens; en als een van de vorsten zult gij vallen.
  3. Sta op, o God! oordeel het aardrijk, want Gij bezit alle natien.