Een psalm van David, voor den opperzangmeester. (13:2) Hoe lang, HEERE, zult Gij mij steeds vergeten? Hoe lang zult Gij Uw aangezicht voor mij verbergen?
(13:3) Hoe lang zal ik raadslagen voornemen in mijn ziel, droefenis in mijn hart bij dag? Hoe lang zal mijn vijand over mij verhoogd zijn?
(13:4) Aanschouw, verhoor mij, HEERE, mijn God; verlicht mijn ogen, opdat ik in den dood niet ontslape;
(13:5) Opdat niet mijn vijand zegge: Ik heb hem overmocht; mijn tegenpartijders zich verheugen, wanneer ik zou wankelen.
(13:6) Maar ik vertrouw op Uw goedertierenheid; mijn hart zal zich verheugen in Uw heil;
ik zal den HEERE zingen, omdat Hij aan mij welgedaan heeft.