1. Op die dag zal het gebeuren dat die profeten beschaamd zullen worden, ieder vanwege zijn visioen, wanneer hij profeteert. Zij zullen geen haren mantel aantrekken om te liegen.
  2. Maar hij zal zeggen: Ik ben geen profeet. Ik ben een man die het land bewerkt, omdat iemand mij daarvoor heeft geworven vanaf mijn jeugd.
  3. Als men tegen hem zegt: Wat betekenen deze wonden aan uw handen? Dan zal hij zeggen: Dat ik geslagen ben in het huis van hen die mij liefhebben.
  1. Op die dag zal er een bron geopend worden voor het huis van David en voor de inwoners van Jeruzalem tegen de zonde en tegen de onreinheid.
  2. Op die dag zal het gebeuren, spreekt de HEERE van de legermachten, dat Ik uit het land de namen van de afgoden zal uitroeien, zodat aan hen niet meer gedacht zal worden. Ja, ook de profeten en de onreine geest zal Ik uit het land wegdoen.
  3. En het zal gebeuren, wanneer iemand toch nog profeteert, dat zijn vader en moeder, die hem voortgebracht hebben, tegen hem zullen zeggen: Jij mag niet blijven leven, want je hebt leugens gesproken in de Naam van de HEERE. Zijn vader en moeder, die hem voortgebracht hebben, zullen hem doorsteken wanneer hij profeteert.
Door de copyrights van de Herziene Statenvertaling kunnen we u hier slechts enkele verzen laten zien. U kunt de verzen van de Herziene Statenvertaling wel toevoegen aan uw liturgie.