1. Zij waren er om Israël door hen op de proef te stellen, opdat men zou weten of zij naar de geboden van de HEERE zouden luisteren, die Hij hun vaderen door de dienst van Mozes geboden had.
  2. Toen nu de Israëlieten te midden van de Kanaänieten, de Hethieten, de Amorieten, de Ferezieten, de Hevieten en de Jebusieten woonden,
  3. namen zij hun dochters voor zich tot vrouwen en gaven zij hun eigen dochters aan hun zonen. En zij dienden hun goden.
  1. Dit nu zijn de volken die de HEERE liet blijven om Israël door hen op de proef te stellen, dat wil zeggen alle Israëlieten die niet wisten van al de oorlogen met Kanaän,
  2. alleen opdat de jongere generaties van de Israëlieten daarvan zouden weten, om hun de oorlog te leren, alleen hun die er tevoren niet van wisten:
  3. vijf vorsten van de Filistijnen, en al de Kanaänieten, de Sidoniërs en de Hevieten, die in het bergland van de Libanon woonden, van de berg Baäl-Hermon af tot aan Lebo-Hamath.
Door de copyrights van de Herziene Statenvertaling kunnen we u hier slechts enkele verzen laten zien. U kunt de verzen van de Herziene Statenvertaling wel toevoegen aan uw liturgie.