1. Daarna gebeurde het dat hij een vrouw in het Sorekdal lief kreeg, en haar naam was Delila.
  2. En de stadsvorsten van de Filistijnen kwamen naar haar toe en zeiden tegen haar: Verleid hem en zie waarin zijn grote kracht ligt en waarmee wij hem aankunnen. Dan binden we hem vast om hem te bedwingen. Wij zullen u dan elk elfhonderd zilverstukken geven.
  3. Toen zei Delila tegen Simson: Vertel mij toch waarin je grote kracht ligt en waarmee je vastgebonden zou kunnen worden om je te bedwingen.
  1. Simson ging naar Gaza en zag daar een vrouw die een hoer was, en ging bij haar binnen.
  2. En de inwoners van Gaza werd gezegd: Simson is hier gekomen. Zij omsingelden hem en loerden heel de nacht op hem in de stadspoort. Zij hielden zich echter heel de nacht stil, want zij zeiden: Tot aan het morgenlicht, dan zullen wij hem doden.
  3. Maar Simson bleef tot middernacht liggen. Toen, te middernacht, stond hij op, greep de deuren van de stadspoort met de beide posten en trok ze los, met grendel en al. En hij legde ze op zijn schouders en droeg ze omhoog naar de top van de berg die tegenover Hebron ligt.
Door de copyrights van de Herziene Statenvertaling kunnen we u hier slechts enkele verzen laten zien. U kunt de verzen van de Herziene Statenvertaling wel toevoegen aan uw liturgie.