Wie mij zonder reden haten,zijn talrijker dan de haren van mijn hoofd;wie mij willen ombrengen en om valse redenen mijn vijand zijn,zijn machtig geworden;wat ik niet geroofd heb, moet ik toch teruggeven.
O God, Ú weet van mijn dwaasheid,mijn schulden zijn voor U niet verborgen.
Laat door mij niet beschaamd wordenwie U verwachten, Heere, HEERE van de legermachten;laat door mij niet te schande wordenwie U zoeken, o God van Israël.
Verlos mij, o God,want het water is tot aan de ziel gekomen.
Ik ben gezonken in bodemloze modder,waarin men niet kan staan;ik ben gekomen in de waterdieptenen de vloed overspoelt mij.
Ik ben moe van mijn roepen,mijn keel is ontstoken;mijn ogen zijn bezweken,omdat ik steeds hoop op mijn God.
Door de copyrights van de Herziene Statenvertaling kunnen we u hier slechts enkele verzen laten zien. U kunt de verzen van de Herziene Statenvertaling wel toevoegen aan uw liturgie.