1. De beekjes van de rivier verblijden de stad van God,het heiligdom, de woningen van de Allerhoogste.
  2. God is in haar midden, zij zal niet wankelen;God zal haar helpen bij het aanbreken van de morgen.
  3. De heidenvolken tierden, de koninkrijken wankelden;Hij liet Zijn stem klinken: de aarde smolt weg.
  1. God is ons een toevlucht en kracht;Hij is in hoge mate een hulp gebleken in benauwdheden.
  2. Daarom zullen wij niet bevreesd zijn, al veranderde de aarde van plaatsen werden de bergen verzet naar het hart van de zeeën.
  3. Laat haar water bruisen, laat het schuimen,laat de bergen beven door haar onstuimigheid. Sela
Door de copyrights van de Herziene Statenvertaling kunnen we u hier slechts enkele verzen laten zien. U kunt de verzen van de Herziene Statenvertaling wel toevoegen aan uw liturgie.