1. De goddeloze, met zijn neus trots omhoog, onderzoekt niet.Al zijn gedachten zijn: Er is geen God!
  2. Zijn wegen bezorgen te allen tijde verdriet.Uw oordelen gaan hem te hoog, hij houdt ze ver van zich;al zijn tegenstanders blaast hij weg.
  3. Hij zegt in zijn hart: Ik zal niet wankelen,want van generatie op generatie zal mij geen onheil treffen.
  1. HEERE, waarom blijft U van verre staan?Waarom verbergt U Zich in tijden van benauwdheid?
  2. Fel en hoogmoedig achtervolgt de goddeloze de ellendige.Laat hen gegrepen worden in de listige plannen die zij bedacht hebben!
  3. Want de goddeloze beroemt zich over zijn hartenwens;hij zegent de hebzuchtige, hij lastert de HEERE.
Door de copyrights van de Herziene Statenvertaling kunnen we u hier slechts enkele verzen laten zien. U kunt de verzen van de Herziene Statenvertaling wel toevoegen aan uw liturgie.