1. Maar zo zijn de goddelozen niet:die zijn juist als het kaf, dat de wind wegblaast.
  2. Daarom blijven de goddelozen niet staande in het gericht,de zondaars niet in de gemeenschap van de rechtvaardigen.
  3. Want de HEERE kent de weg van de rechtvaardigen,maar de weg van de goddelozen zal vergaan.
  1. Welzalig de mandie niet wandelt in de raad van de goddelozen,die niet staat op de weg van de zondaars,die niet zit op de zetel van de spotters,
  2. maar die zijn vreugde vindt in de wet van de HEEREen Zijn wet dag en nacht overdenkt.
  3. Want hij zal zijn als een boom, geplant aan waterbeken,die zijn vrucht geeft op zijn tijd,waarvan het blad niet afvalt;al wat hij doet, zal goed gelukken.
Door de copyrights van de Herziene Statenvertaling kunnen we u hier slechts enkele verzen laten zien. U kunt de verzen van de Herziene Statenvertaling wel toevoegen aan uw liturgie.