Zij stuurden op deze wijze wel vier keer boden naar mij toe, maar ik antwoordde hun op dezelfde wijze.
Toen stuurde Sanballat op dezelfde wijze voor de vijfde keer zijn knecht, met een geopende brief in zijn hand.
Daarin stond geschreven: De volken is ter ore gekomen – en Gasmu zegt het ook – dat u en de Joden in opstand denken te komen. Daarom bent u de muur aan het bouwen. En volgens deze geruchten staat u op het punt hun koning te worden.
Het gebeurde, toen Sanballat, Tobia en Gesem, de Arabier, en onze overige vijanden ter ore kwam dat ik de muur herbouwd had en dat daarin geen bres was overgebleven – tot die tijd had ik evenwel nog geen deuren in de poorten geplaatst –
dat Sanballat en Gesem boden naar mij stuurden om te zeggen: Kom, laten we elkaar ontmoeten in Kefirim, in het dal Ono. Zij dachten mij echter kwaad te doen.
Toen stuurde ik boden naar hen toe om te zeggen: Ik ben met een groot werk bezig en kan niet komen. Waarom zou het werk stilliggen omdat ik het nalaat en naar u toe kom?
Door de copyrights van de Herziene Statenvertaling kunnen we u hier slechts enkele verzen laten zien. U kunt de verzen van de Herziene Statenvertaling wel toevoegen aan uw liturgie.