1. Hoewel Edom zegt: Als wij verwoest worden,bouwen wij de puinhopen weer op,zegt de HEERE van de legermachten dit:Zullen zíj bouwen, dan zal Ík afbreken,en men zal hen noemen: Goddeloos gebied,en: Het volk waarop de HEERE tot in eeuwigheid toornig is.
  2. Uw eigen ogen zullen het zien,en u zult zelf zeggen: Groot is de HEERE,tot over de grenzen van Israël!
  3. Een zoon eert zijn vader en een slaaf zijn heer. Als Ik dan een Vader ben, waar is de eerbied voor Mij? En als Ik een Heer ben, waar is de vrees voor Mij? zegt de HEERE van de legermachten tegen u, priesters die Mijn Naam verachten. Maar u zegt: Waardoor verachten wij Uw Naam?
  1. Een last, het woord van de HEERE tot Israël, door de dienst van Maleachi.
  2. Ik heb u liefgehad, zegt de HEERE,maar u zegt: Waarin hebt U ons liefgehad?Was Ezau niet de broer van Jakob? spreekt de HEERE.Toch heb Ik Jakob liefgehad,
  3. en Ezau heb Ik gehaat.Ik heb zijn bergen gemaakt tot een woestenij,en zijn erfelijk bezit prijsgegeven aan de jakhalzen van de woestijn.
Door de copyrights van de Herziene Statenvertaling kunnen we u hier slechts enkele verzen laten zien. U kunt de verzen van de Herziene Statenvertaling wel toevoegen aan uw liturgie.