1. Zijn zonen zijn ver bij de redding vandaan;zij worden verbrijzeld in de poort, en er is niemand die redt.
  2. De hongerige eet zijn oogst op,die hij zelfs tussen de dorens vandaan haalt;een valstrik slokt hun vermogen op.
  3. Want verdriet komt niet uit het stof voort,en moeite komt niet op uit de aardbodem.
  1. Roep maar – zal er iemand zijn die je antwoordt?En tot wie van de heiligen wil je je wenden?
  2. Want de toorn brengt de dwaas om,en de na-ijver doodt de onnozele.
  3. Ik heb zelf een dwaas wortel zien schieten,maar meteen vervloekte ik zijn woning.
Door de copyrights van de Herziene Statenvertaling kunnen we u hier slechts enkele verzen laten zien. U kunt de verzen van de Herziene Statenvertaling wel toevoegen aan uw liturgie.